Grammaticale functies
Wat is de functie van de onderstreepte woorden / woordgroepen?
- Ik weet niet waar hij heen gaat (lijdend voorw. / bijw. bepaling).
- Ik volg hem waar hij heen gaat (lijdend voorw. / bijw. bepaling).
- De hoop dat hij nog leeft lijkt ijdel (lijdend voorw. / bijvoeglijke bepaling).
- Ik vind hem sympathiek, want hij helpt iedereen (bijw. bepaling / geen functie).
- Ik vind hem sympathiek, omdat hij iedereen helpt (bijw. bepaling / geen functie).
- Hij heeft de deur groen geverfd (bijvoeglijke bepaling / bijw. bepaling) / bepaling van gesteldheid).
- Wat (onderwerp van de hele zin / lijdend voorw. van de bijzin) hij zegt is waar.
- Wat (bijwoordelijke bepaling / naamw. deel van het gezegde) is de prijs van dat horloge?
- De soldaten op het dak vuurden op de menigte (bijw. bepaling / bijv. bepaling)
- De soldaten, die op het dak het dak lagen, vuurden op de menigte (bijw. bepaling / bijv. bepaling)
- Hij wachtte op zijn buurman (bijw. bepaling / voorzetsel voorwerp / meew. voorwerp)
- Hij kookte de aardappelen tot moes (voorzetsel voorwerp / bepaling van gesteldheid)
- Dat ontging Jan (meewerkend vw. / ondervindend voorwerp)
- Die collectant is van de voetbalclub (bijwoordelijke bepaling / naamwoordelijk deel van gezegde)
- Hij gaf het boek aan de buurman (meewerpend voorwerp / voorzetselvoorwerp)
- Hij denkt nog vaak aan de buurman (meewerpend voorwerp / voorzetselvoorwerp)
- Mijn buurman, een wereldberoemd oplichter, is er met het geld vandoor (bijvoeglijke bep. / bijstelling)
- Mijn buurman, die een wereldberoemd oplichter is, is er met het geld vandoor (bijvoeglijke bep. / bijstelling)
- Mijn buurman heeft de benen genomen (deel van het gezegde / lijdend voorwerp)
- Het woord 'nicht' heeft meerdere betekenissen (bijvoeglijke bepaling / onderwerp)