Soorten zinnen

Welk type zin wordt vertegenwoordigd door het onderstreepte gedeelte?

  1. Het is niet wat jij denkt (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  2. Ik heb de hoop dat het nog goed komt (betrekkelijke (bijv.) bijzin / niet-betrekkelijke bijv. bijzin).
  3. Ik weet niet wanneer hij vertrekt (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  4. Wanneer wij hulp behoeven, dan zoeken wij die bij onze naasten (rompzin / bijwoordelijke bijzin).
  5. We hebben geleerd om netjes met mes en vork te eten (beknopte zelfstandige bijzin / rompzin).
  6. Ik ben beter, dus ga ik maar weer aan het werk (hoofdzin / bijwoordelijke bijzin).
  7. Mocht hij vertrekken of moest hij blijven (hoofdzin / bijwoordelijke bijzin)?
  8. Mocht hij vertrekken, dan moet je het zélf doen (rompzin / bijwoordelijke bijzin).
  9. Ik wil het weten (beknopte bijzin / geen bijzin).
  10. Ik weet niet waar hij heen gaat (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  11. Ik volg hem waar hij ook heen gaat (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  12. Hij was nog niet binnen of hij begon al te zeuren (bijwoordelijke bijzin / hoofdzin).
  13. Ik herinner me niet meer of hij direct al begon te zeuren (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  14. Het is alsof ik hem allang ken (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
  15. Hij doet alsof ik hem allang ken (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-Share Alike 2.5 License.