Soorten zinnen
Welk type zin wordt vertegenwoordigd door het onderstreepte gedeelte?
- Het is niet wat jij denkt (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Ik heb de hoop dat het nog goed komt (betrekkelijke (bijv.) bijzin / niet-betrekkelijke bijv. bijzin).
- Ik weet niet wanneer hij vertrekt (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Wanneer wij hulp behoeven, dan zoeken wij die bij onze naasten (rompzin / bijwoordelijke bijzin).
- We hebben geleerd om netjes met mes en vork te eten (beknopte zelfstandige bijzin / rompzin).
- Ik ben beter, dus ga ik maar weer aan het werk (hoofdzin / bijwoordelijke bijzin).
- Mocht hij vertrekken of moest hij blijven (hoofdzin / bijwoordelijke bijzin)?
- Mocht hij vertrekken, dan moet je het zélf doen (rompzin / bijwoordelijke bijzin).
- Ik wil het weten (beknopte bijzin / geen bijzin).
- Ik weet niet waar hij heen gaat (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Ik volg hem waar hij ook heen gaat (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Hij was nog niet binnen of hij begon al te zeuren (bijwoordelijke bijzin / hoofdzin).
- Ik herinner me niet meer of hij direct al begon te zeuren (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Het is alsof ik hem allang ken (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).
- Hij doet alsof ik hem allang ken (bijwoordelijke bijzin / zelfstandige bijzin).